Epidemieën – een eeuwenlange plaag
Vaccinatie wordt meestal gebruikt om ernstige infectieziektes te voorkomen. Deze ziekten kunnen levensbedreigend of ernstig verzwakkend zijn. Behandeling van deze infectieziektes is in de meeste gevallen niet mogelijk of erg moeilijk, langdurig of wisselvallig.
Voor veel mensen is het grootschalige lijden en de massale sterfte als gevolg van infectieziekten een verre herinnering. Voor jongeren is het een niet meer voor te stellen geschiedenisverhaal. Vaccinatie is inmiddels de hoeksteen van de hedendaagse preventieve geneeskunde en heeft grote successen geboekt.
Het aantal ziektes bij honden en katten dat dankzij vaccinatie kan worden voorkomen, is in de loop van de jaren aanzienlijk toegenomen. De vaccins worden voortdurend verbeterd, met name om vaccinatie op een jongere leeftijd mogelijk te maken.
Wanneer een bepaald percentage van de dierpopulatie eenmaal beschermd is (immuniteit na ziekte of na vaccinatie), verdwijnen deze ooit zo gevreesde ziektes uit de aandacht. Eigenaren kunnen een vals gevoel van veiligheid krijgen. Van tijd tot tijd zullen er echter onvermijdelijk uitbraken van de ziekte optreden die een gevaar vormen voor katten of honden.
Werking van vaccin
Het doel van vaccinatie is om bescherming te bieden voordat het dier in aanraking komt met de ziekte. Vaccinatie na besmetting heeft weinig nut. Vaccinatie draait volledig om preventie.
Een vaccin stimuleert het afweermechanisme van het lichaam om tegen de ziekte te vechten. Elk vaccin bevat ten minste een fragment van de ziekteverwekker, levend of dood.
Na toediening van het vaccin, reageert het lichaam van het dier alsof het een echte infectie is. Na 2 weken zal het dier immuniteit hebben ontwikkeld tegen dit specifieke micro-organisme. Deze vertraging is onvermijdelijk en een tweede injectie kan noodzakelijk zijn na 2-4 weken, vooral bij dode vaccins. Dit is nodig om een krachtige, langdurige bescherming te krijgen.
Vaccins voor honden
Ziekte | Andere namen | Verantwoordelijk micro-organisme |
Hondenziekte | Ziekte van Carré | Hondenziektevirus |
Virale hepatitis
|
Infectieuze hepatitis bij de hond, Hepatitis contagiosa canis (HCC), besmettelijke leverziekte, ziekte van Rubarth. | Canine adenovirus 1 (CAV-1) |
Leptospirose | Ziekte van Weil | Leptospira icterohaemorrhagiae, Leptospira canicula |
Parvo | Canine parvovirus | |
Kennelhoest | Infectieuze bronchitis | Eén of meer van de volgende: canine adenovirussen, parainfluenzavirus, canine reovirus, canine herpesvirus, canine respiratoir coronavirus, Bordetella bronchiseptica. |
Rabiës | Hondsdolheid | Rabiësvirus |
Vaccins voor katten
Ziekte | Andere namen | Verantwoordelijk micro-organisme |
Panleukopenie | Kattenziekte, infectieuze enteritis | Feline panleukopenievirus |
Niesziekte | Feline calicivirus, feline herpesvirus 1 | |
Feline leukemie | Kattenleukemie, leucose, FeLV | Feline leukemievirus |
Chlamydiose | Chlamydia | Chlamydophila felis |
Rabiës | Hondsdolheid | Rabiësvirus |